vrijdag 30 december 2011

Gabriëlle (2)

Hij stopte de trui terug in de vuilniszak en stond op. Er liep een traan over zijn wang. Buiten was het beginnen regenen. De wind waaide onder de paraplu’s van de voorbijgangers. Hij nam zijn regenjas en hoed van de haak aan de voordeur. Hij trok zijn jas aan, zette zijn kraag rechtop en zijn hoed ietwat schuin over zijn voorhoofd.
Met zijn ene hand hield hij zijn hoed vast, zijn andere stak hij in zijn jaszak. De wind rukte meteen aan zijn hoed; duwde hem opzij, waardoor hij tegen een vrouw aanbotste die van de tegenoverstelde richting kwam. Hij wankelde op zijn benen; pakte in een reflex haar beide armen vast om te voorkomen dat ze zou vallen; ze had lange rode haren, zag hij en ze droeg eveneens een hoed; haar lippen waren rood gestift, haar mond maakte een verbaasde ‘o’, maar er kwam geen geluid uit; hij rook haar parfum en sloot zijn ogen. Gabriëlle. Ze keek hem een oneindige seconde lang aan en maakte zich toen los uit zijn greep en liep verder. Hij keek haar na. Een lange vrouw in een kakikleurige regenjas en bordeauxkleurige laarzen. Gebiologeerd begon hij haar te volgen. Hij volgde haar door de Lange Klarenstraat, over de Meir, voorbij de Boerentoren. Aan de Hilton ging ze naar rechts en dan weer naar links langs de kathedraal, waar ze in een café verdween. Hij bleef verbaasd voor het café staan. Dit kon geen toeval zijn. De regen stroomde langs zijn hoed, in zijn kraag, over zijn schouders. De stof van zijn jas raakte helemaal doorweekt.

Zo had hij hier nog eens gestaan. Ze kenden elkaar nog niet zo lang. Ze had bezoek uit Parijs. Dat had ze hem die morgen verteld terwijl ze haar lingerie uitzocht. Hij had haar in de spiegel gadegeslagen.
‘Een vriend met wie ik tijdens mijn stage veel heb opgetrokken. Ik zou je meevragen, maar je moet werken.’
Hij voelde een steek in zijn borst. Hij wou vooral niet jaloers lijken. Hij zat op de rand van haar bed. Ze kwam naar hem toe en kuste hem op zijn voorhoofd.
Hij hield zijn gsm de hele dag dicht bij hem, hopend op een bericht van haar. Hij stelde zich voor hoe ze lachend met die vriend door de stad wandelde. Op het einde van zijn werkdag nam hij een moedig besluit. Hij stuurde haar een sms om te zeggen dat hij met vrienden had afgesproken en vannacht thuis zou slapen.
 ‘Ok’, was alles wat ze terugsms’te. Geen ‘x’, geen kusje.
Maar hij had geen zin om met vrienden af te spreken. Hij dwaalde door de Antwerpse straten, vermeed daarbij angstvallig de buurt rond de kathedraal; liep tenslotte via de Nationalestraat naar de Vrijdagmarkt. Daar was een café waar hij iets kon eten. Het werd uitgebaat door een Griekse. Hij flirtte een beetje met haar, hoewel hij zich rot voelde. Hij zocht tussen de stapel tijdschriften naar een krant, maar vond alleen modemagazines. Hij at zijn moussaka zo traag mogelijk. De klok gaf kwart voor zeven aan. Toen hij om tien uur nog niets van haar had gehoord, kon zijn imago van nonchalante vriend hem gestolen worden. Hij wandelde naar de kathedraal, naar haar café. Daar stond hij een tijdje verloren buiten te wachten. Ze was er niet. Het was toen ook beginnen regenen, maar toen hij voor haar appartement stond, was het nog opgeklaard.

Vandaag bleef de regen echter stromen. Haar café was fel verlicht. De vrouw die zo erg op Gabriëlle leek, was alleen aan de toog gaan zitten. Hij opende de deur van het café en ging naar binnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten