vrijdag 21 oktober 2011

Pasta pesto

Bezweet en een beetje buiten adem komt ze in de kunstacademie aan. Snel werpt ze een blik in de spiegel. Haar mascara is wat uitgelopen. Met speeksel probeert ze het zwart weg te vegen. Haar gewoonlijk zo keurige dot ziet er nu als een oude hooiberg uit. Boven wordt er druk gepraat. Terwijl ze de trap oprent, strijkt ze met haar tong langs haar lippen. Zout van het zweet, zoet van de amaretti. De smaken van look en verse basilicum hebben zich met die van de espresso vermengd. Voordat ze de deur van het lokaal opent, bedenkt ze dat hij wel goed kan koken.

Ze excuseert zich bij de leerlingen omdat ze te laat is. Naarstig zoekt ze naar een uitleg. Ze schraapt haar keel, maar voordat ze kan spreken, is een overijverige leerling haar voor: ‘Het verkeer zat echt muurvast,’ zegt hij.
Verschrikt kijkt ze hem aan. Ze duizelt en kan opeens alleen nog maar denken aan wat er echt gebeurd is. Als ze nu maar niet rood wordt. Ze antwoordt niet, maar zet haar boekentas neer. Haar hand trilt een beetje als ze een stuk krijt neemt om haar naam op bord te schrijven. Zo hoeft ze haar leerlingen niet aan te kijken. Als ze zich weer omdraait, is het muisstil geworden. Tien paar ogen staren haar aan. Iemand grinnikt.
Opnieuw is hij het die het woord neemt: ‘Mevrouw Della Vasquez,’ zegt  de jongeman, ‘uw rok zit niet goed.’
Ze kleurt nu helemaal rood. Met beide handen grijpt ze haar rok vast, voelt aan haar ristsluiting. Die staat open. Ze sluit hem haastig. Ze knoopt haar blouse ook nog wat hoger dicht. Ze heeft het nu gloeiend heet. Net op tijd kan ze gaan zitten.
‘Voelt u zich wel goed?’ Het is opnieuw de jongeman die het woord neemt.
De andere leerlingen zwijgen nog steeds. Ze lijken haar alleen maar aan te kunnen staren.
Ze ademt zwaar. ‘Een beetje water.’
Hij staat onmiddellijk op. Ze volgt hem met haar ogen. Dat slanke lange lichaam. Die lange haren die bij elke beweging lichtjes met zijn lichaam meedeinen. Ze sluit haar ogen. Zijn handen. Snel opent ze haar ogen weer.
‘Een bekertje met water, mevrouw. Alstublieft.’ Behendig brengt hij de beker naar haar lippen.
‘Dank u, het zal wel gaan.’ Ze wordt zich weer bewust van de situatie. Ze zit hier in haar klas aan het begin van een nieuw academiejaar en ze is zich aan het aanstellen. Dit allemaal omdat het toeval wil dat de man met wie ze zonet pasta pesto heeft gegeten, haar lessen komt volgen. Ze duwt zijn hand weg en gaat recht op haar stoel zitten. De jongeman heeft de boodschap begrepen. Hij gaat terug op zijn plaats zitten.
Met de opperste concentratie begint ze aan haar les. Aanvankelijk probeert ze zijn blik te vermijden, maar na een tijdje gaat ze zo op in de tekst van Adriaan van Dis, dat ze het gebeuren dat aan de les voorafging zelfs vergeet. Ze kan hem nu weer aankijken. Hij zit voorovergebogen over zijn schrift notities te maken. Hij maakt geen opmerkingen meer.
Op het einde van de les verzamelt ze haar boeken en notities. De leerlingen verlaten één voor één het lokaal. Een ongelooflijke vermoeidheid maakt zich opeens van haar meester. Ze laat haar schouders zakken en gaat weer even zitten. Ze verbergt haar gezicht in haar handen.
‘Mevrouw.’
De jongeman staat weer voor haar.
‘Hebt u geen zin om bij mij spaghetti te komen eten?’
Ze kijkt hem niet begrijpend aan.
‘Hoezo. Ik begrijp het niet. Maak je een grapje?’
‘Nee, waarom zou ik? Ik vind u sympathiek. En mijn broer, mijn tweelingbroer Tristan, zou vandaag spaghetti maken. Er is vast en zeker genoeg voor drie.’